Strings & Numbers​

Je hebt misschien gezien dat de waarde van een variabele soms tussen aanhalingstekens staat en soms niet.
Het verschil is dat Python alles tussen aanhalingstekens als tekst ziet.
Zo’n tekst noemen we een string.

  • Strings: Letters en woorden moeten altijd tussen aanhalingstekens staan.
  • Numbers: Getallen mogen wel tussen aanhalingstekens staan, maar dat hoeft niet. Als je geen aanhalingstekens gebruikt, ziet Python het als een getal (number). 
 

Als je geen aanhalingstekens gebruikt bij een tekst, denkt Python dat het om de naam van een variabele gaat.
Zorg dus dat je altijd goed oplet bij het gebruik van aanhalingstekens!

We gaan in deze les dieper in op het verschil tussen strings en numbers en hoe je hiermee kunt rekenen of tekst kunt manipuleren

				
					voornaam = "Sonne"
achternaam = "Straal"
leeftijd = 12
print(voornaam)
print(achternaam)
print(leeftijd)
				
			

Sonne
Straal
12

Strings samenvoegen

Een string is stuk tekst.
Je kunt strings combineren door ze aan elkaar te plakken met een plusteken (+)
Hieronder zie je daar een voorbeeld van.

				
					naam = "Sonne" + "Straal"
print(naam)

				
			

SonneStraal

In het voorbeeld worden Sonne en Straal zonder spatie ertusen samengevoegd.
Om die spatie te krijgen moeten we een ectra string maken met daarin alleen de spatie.

				
					naam = "Sonne" + " " + "Straal"
print(naam)

				
			

Sonne Straal

Variabelen samenvoegen

Een string kan ook de waarde van een variabele zijn.
Door deze variabelen samen te voegen, voegen we dus eigenlijk strings samen.

				
					voornaam = "Sonne"
achternaam = "Straal"
naam = voornaam + " " + achternaam
print(naam)

				
			

Sonne Straal

Op deze manier kunnen we zoveel strings combineren als we willen.
Ook variabelen met een number kunnen we smenvoegen met strings.
Je moet het getal dan wel omzetten in een string. Dat doe je met str(variabelenaam).

Om deze coderegel iets korter te maken kunnen we de strings “is” en “jaar” combineren met de spaties

				
					voornaam = "Sonne "
achternaam = "Straal"
leeftijd = 13
info = voornaam+" "+achternaam+" "+"is"+" "+str(leeftijd)+" "+ "jaar"
print(info)

				
			
				
					voornaam = "Sonne "
achternaam = "Straal"
leeftijd = 13
info = voornaam +" "+achternaam+" is "+str(leeftijd)+" jaar"
print(info)

				
			

Sonne Straal is 13 jaar

Numbers

In het vorige blokje heb je een getal samengevoegd met een string.
We gaan nu verder kijken wat we met numbers kunnen doen.

				
					getal1 = 12 + 5
getal2 = getal1 * 2
getal3 = 4 + "5"
getal4 = getal1 + getal2 + getal3
print(getal1)
print(getal2)
print(getal3)
print(getal4)

				
			

17

34

45

173445

In het voorbeeld hierboven zie je dat er bij het samenvoegen een groot g=verschil is tussen strings en numbers.
Met numbers kun je rekenen, strings kun je alleen aan elkaar plakken.

Opdracht: Bakkerij Bestellingen

Je werkt in een bakkerij en je houdt bij hoeveel broodjes en gebakjes klanten bestellen.
Gebruik Python om de bestellingen te organiseren en de totale verkoop te berekenen.

  1. Maak vier variabelen aan:
    • klant1: De naam van de eerste klant (bijvoorbeeld: “Sonne”)
    • broodjes1: Het aantal broodjes dat de klant heeft besteld (bijvoorbeeld: 3)
    • gebakjes1: Het aantal gebakjes dat de klant heeft besteld (bijvoorbeeld: 2)
    • tekst: Een vaste string met de zin: “heeft besteld:”
  2. Gebruik de print()-opdracht om een zin te maken die vertelt hoeveel broodjes en gebakjes de klant heeft besteld. Voeg de variabelen samen met strings om een volledige zin te maken.
  3. Voeg nog drie klanten toe!
    Maak nieuwe variabelen klant2, broodjes2 en gebakjes2 etc. aan met de naam van de nieuwe klant en hoeveel broodjes en gebakjes deze klant heeft besteld.
    De variabele tekst kun je hergebruiken dus die hoeft niet voor elke klant opnieuw gemaakt.
    Print  voor elke klant een zin.
  4. Reken het totaal aantal broodjes en gebakjes uit dat je verkocht hebt aan beide klanten.
    Print een zin waarin je de totaalverkoop noemt.